Een vals biljet in de Nationale Bank!?!
Tijdens de Tweede Wereldoorlog produceerden de nazi’s valse Britse ponden om de Britse economie te destabiliseren. In het museum vind je een exemplaar.
In het kort
Dit bankbiljet van 20 Britse pond is de enige vervalsing in ons museum. Het lijkt een biljet uit het Verenigd Koninkrijk te zijn. Niets is minder waar! Begin 1940 besloten de nazi’s de Britse economie in de tang te nemen en het land te overspoelen met valse biljetten om zo hyperinflatie te veroorzaken. Ze startten een grote valsemunterijoperatie op en maakten valse biljetten van een zodanige kwaliteit dat zelfs de Bank of England ze niet altijd heeft kunnen ontdekken. Maandenlang analyseerden de nazi’s de Britse coupures om de productiegeheimen ervan te achterhalen. Vanaf juli 1942 gebruikten de nazi’s deze valse biljetten ook om de Duitse geheime inlichtingendiensten te financieren. Uit voorzorg werden de ateliers in Berlijn overgeplaatst naar het concentratiekamp van Sachsenhausen. De drukpersen zouden blijven draaien tot de bevrijding van het kamp in 1945. De nazi’s dumpten de drukplaten en resterende biljetten in een meer om hun sporen uit te wissen. Jaren nadien circuleerden er nog valse biljetten op de zwarte markt, waardoor de Bank of England zich gedwongen zag om een nieuwe serie bankbiljetten in omloop te brengen.
Dit biljet is het enige valse dat je in de vitrines van het museum zal aantreffen. Waarom wordt dit valse biljet tentoongesteld? Om hierop te antwoorden moeten we terug naar de periode van de Tweede Wereldoorlog. Het biljet maakt inderdaad deel uit van een omvangrijk en groots opgezet vervalsingsprogramma van Nazi-Duitsland.
Operaties Andreas en Bernhard
“Unternehmen Bernhard” en zijn voorloper “Unternehmen Andreas” waren twee geheime projecten waarmee de Nazi’s tijdens de Tweede Wereldoorlog de Britse economie wilde destabiliseren. Het was een van Hitlers medewerkers, Reinhard Heydrich, die de zaak in 1939 onder zijn aandacht bracht. Het oorspronkelijke idee was om het Verenigd Koninkrijk op verschillende manieren met geld te overspoelen, waaronder valse bankbiljetten van de Bank of England massaal droppen, om het vertrouwen in de Britse munt te ondermijnen door hyperinflatie te veroorzaken en zo de Britse economie te destabiliseren. De Duitsers wisten al te goed waartoe een tomeloze inflatie kon leiden, want zij hadden deze situatie kort na de Eerste Wereldoorlog zelf meegemaakt. Hitler gaf meteen zijn goedkeuring. Hij was trouwens niet de eerste politieke leider die een valsemunterijoperatie uitvoerde. Napoleon deed het hem al voor en tijdens de Franse Revolutie had ook Engeland Frankrijk overspoeld met valse assignaten (het papiergeld van de Franse revolutionairen). Aan inspiratie dus geen gebrek voor Hitler en zijn trawanten.
De Nazi’s gingen aan het werk. Een van de eerste moeilijkheden was papier produceren dat volledig hetzelfde was als het papier van de Portals papierfabriek, de leverancier van de Bank of England. Daarom werden echte Britse coupures voor analyse aan verschillende laboratoria en universiteiten toevertrouwd. Ze ontdekten dat de papierpap van de Britten werd gemaakt van puur linnen, meer bepaald gebruikte en dus vuile stoffen doeken, die vervolgens werden gereinigd; dit papier kon dus alleen met de hand kon worden gemaakt. De nazi’s slaagden er zo in papier te produceren dat bijna identiek was aan dat van de echte biljetten.
De twee elkaar opvolgende vervalsingsteams zetten ook alles in het werk om de veiligheidskenmerken van de biljetten te achterhalen. De originele biljetten werden gefotografeerd en de negatieven werden vergroot om de details makkelijker op te sporen. Zo ontdekten ze dat kleine foutjes die zij aanvankelijk beschouwden als drukfouten, op verschillende biljetten werden herhaald en dus veiligheidskenmerken waren. De graveerders leerden op die manier dat er om en bij de 150 veiligheidskenmerken waren. Daarop kopieerden de technici nauwgezet al deze ‘fouten’ en kwamen ze tot vervalsingen die alle veiligheidskenmerken bevatten. Een voorbeeld ter illustratie: ze ontdekten dat de kleine vlek in het midden van de ‘i’ van het woord ‘five’ op alle biljetten van vijf pond voorkwam.
Voordat de biljetten in omloop konden worden gebracht, moesten ze eruitzien als gebruikte biljetten. Daarvoor zat er niets anders op dan de biljetten effectief te gebruiken. Het gebruik van een bankbiljet en de gewoontes van de opeenvolgende eigenaars werden vastgelegd en massaal nagebootst. Sommige medewerkers plooiden de biljetten, anderen wreven ze tegen elkaar, nog anderen stempelden er een naam op van een of andere Britse bank. En dit alles met vuile handen! Van sommige biljetten werden ook bepaalde stukjes gescheurd om ze er extra gebruikt te doen uitzien.
Toen de arbeiders en technici tevreden waren met het resultaat, moest nog worden nagegaan of ook bankiers om de tuin konden worden geleid. In 1941 stuurden de nazi’s een van hun tussenpersonen naar een bank in Zwitserland met een grote hoeveelheid valse biljetten. Hij kreeg een brief mee, zogenaamd van de Reichsbank, waarin de Zwitserse bank werd gevraagd om deze “twijfelachtige Britse biljetten” goed na te kijken. De bank erkende de echtheid van de biljetten. De nazi’s vroegen echter een bijkomende controle door de Bank of England zelf. Drie dagen later, na een grondig onderzoek volgens de meest geperfectioneerde methodes, kregen ze - tot hun grote verbazing - hetzelfde antwoord: 90 % van de valse biljetten hadden de echtheidstest doorstaan.
Ondanks dit succes konden de nazi’s één groot risico niet vermijden. Ze hadden de nummering van de Britse biljetten niet kunnen kraken en liepen dus het risico dat biljetten met identieke nummers in éénzelfde bank zouden opduiken.
Een vervalsingsatelier in een concentratiekamp
Operatie Andreas had zijn hoofdkwartier in Charlottenburg, ten westen van Berlijn, in een voormalig opleidingscentrum van de nazi-veiligheidsdienst. Bernhard Krüger, burgerlijk ingenieur en lid van de SS-leiding, die had meegeholpen met de vervalsing van documenten, nam in 1942 de fakkel over en leende zijn voornaam aan de volgende operatie. Hij stelde een nieuw team van Joodse kampgevangenen samen dat bestond uit financiële experts, graveurs, grafisch vormgevers en ervaren drukkers. Uit voorzorg werd het hele team in augustus 1942 afgezonderd in Sachsenhausen, een concentratiekamp ten noorden van Berlijn. De ‘werknemers’ zouden vervolgens uiteraard worden gedood. Bij de bevrijding van het kamp door het Amerikaanse leger in april 1945 konden slechts 30 van de 130 gevangenen worden gered.
Tot dan had de operatie tot doel de Britse economie uit evenwicht te brengen, maar Heydrich had een andere doelstelling: hij wou nagenoeg onbeperkt financiële middelen produceren om de Duitse geheime inlichtingendiensten te financieren. Daarvoor moesten de valse biljetten worden omgewisseld tegen verschillende valuta’s om tegemoet te komen aan de behoeften van de Duitse spionagediensten in het buitenland.
Na de nederlaag van de Nazi’s werd een order verkeerd begrepen door SS’ers; ze dumpten het drukmateriaal en de resterende biljetten in het Toplitz-meer (tussen Innsbruck en Salzburg) om elk spoor van deze grootscheepse vervalsingsoperatie uit te wissen. Er werden teams gestuurd om de goederen op te sporen, maar naar schatting honderdduizenden ponden werden niet teruggevonden. Ze verschenen in de daaropvolgende jaren opnieuw op verschillende zwarte markten in Europa, en waarschijnlijk werden veel van hen door de Bank of England aanvaard.
Hoe reageerde het Verenigd Koninkrijk?
Reeds in december 1939 informeerde de Britse ambassade in Parijs de Treasury van de Bank of England dat de Duitse overheid plannen had om het Britse pond na te maken. De eerste valse biljetten doken op in september 1942. In 1943 kondigde de Chancellor of the Exchequer (minister van financiën) af dat de Bank niet langer biljetten van 10 pond en meer in omloop zou brengen. Op die manier konden de biljetten die in het buitenland circuleerden beter worden geïsoleerd. De veiligheid van het 5-pond-biljet werd verhoogd door er een metalen draad in te verwerken. Op een volledig nieuw en kleurrijk biljet van 5 pond was het nog wachten tot 1957.
Nooit zou de vervalsing van bankbiljetten nog een dergelijke perfectie bereiken, volgens deskundigen absoluut onopspoorbaar. De biljettenboekhouding van de Bank of England kon slechts enkele fouten in de overeenkomst tussen de bankbiljetnummers en de uitgiftedata vaststellen. Een deel van deze vervalsingsoperaties komen aan bod in de Oostenrijks-Duitse film Die Fälscher (De vervalsers) uit 2007.
Bibliografie
- Bower P., Operation Bernhard: The German Forgery of British Paper Currency in World War II, in Bower P. (ed.). The Exeter Papers, London, The British Association of Paper Historians, pp. 43–65.
- Burke B., Nazi Counterfeiting of British Currency during World War II: Operation Andrew and Operation Bernhard, San Bernardino, California, 1987.
- Byatt D., Promises to Pay. The first three hundred years of Bank of England notes, Spink, London, 1994, p. 45-56.
- Stahl Z., Jewish Ghettos’ and Concentration Camps’ Money (1933-1945), Israel, 1990.