Collecties

Inflatiebiljetten: iedereen miljardair?!

Door Maarten De Grauw, Museumgids

Het museum bezit hyperinflatiebiljetten uit verschillende landen. Maar wat betekent hyperinflatie juist?

Prix de bien de première nécessité en marks allemands

In het kort

In het museum van de Nationale Bank van België kan je meerdere 'inflatiebiljetten' bewonderen. Bijvoorbeeld een Duitse Reichsbanknote uit 1923 van maar liefst 200 miljard mark! Hoewel het mag lijken alsof alleen miljardairs met zulke biljetten kunnen betalen, zijn ze in werkelijkheid bijna niets waard. In die tijd ging de Duitse Weimarrepubliek door een periode met hyperinflatie. Inflatie betekent een algemene en blijvende prijsstijging van goederen en diensten. Wanneer zo’n algemene prijsstijging zeer snel om zich grijpt en onbeheersbaar wordt, wordt ze hyperinflatie genoemd. De historische voorbeelden van de Duitse Weimarrepubliek, Zimbabwe en Venezuela tonen aan dat hyperinflatie gepaard gaat met economische instabiliteit. Geen wonder dus dat de voornaamste doelstelling van de Europese Centrale Bank erin bestaat de koopkracht van de euro veilig te stellen door te zorgen voor stabiele prijzen in de eurozone. Als de prijzen te veel stijgen, vermindert immers je koopkracht. Of anders gezegd: je euro’s zijn dan minder waard, waardoor ook jouw vertrouwen in de euro afneemt en dat is slecht voor de economie. Maar vergis je niet! Prijsstabiliteit betekent niet dat er helemaal geen prijsstijgingen zijn. De economie moet gestaag kunnen groeien. Daarom wordt ernaar gestreefd de prijzen elk jaar met 2% omhoog te laten gaan.

In het museum liggen opvallende 'inflatiebiljetten', bijvoorbeeld 500 miljard dinar uit Joegoslavië of één miljard biljoen Hongaarse pengő (1.000.000.000.000.000.000.000 pengő).

In november 1923 moest je in Duitsland 140 miljard mark neertellen voor een brood. Deze hyperinflatie schudde de sociale orde grondig door elkaar. Het spaargeld van de Duitsers was plots niets meer waard. In januari 2009 werd in Zimbabwe een biljet van honderdduizend miljard Zimbabwaanse dollar uitgegeven, op de zwarte markt amper 230 euro waard. Hoewel bijna iedereen 'miljonair' of 'miljardair' was, heerste er enorme werkloosheid en armoede. Een nog recenter voorbeeld van hyperinflatie is Venezuela, waar de economie sterk afhankelijk is van de inkomsten uit olie. Omdat de olieprijs op een bepaald ogenblik sterk daalde, verloor de bolívar, de nationale munt, de voorbije jaren heel wat van zijn waarde. Zo kostte een kopje koffie in juni 2018 één miljoen bolívar, ongeveer één vijfde van het minimum maandloon. Voor een koffie moest iemand dus 10.000 biljetten van 100 bolívar, het meest verspreide bankbiljet, op zak hebben. In 2016 bedroeg de prijs van datzelfde kopje maar 450 bolívar.

Billet de 500.000.000.000 dinars yougoslaves
Biljet van 500 miljard dinar uit Joegoslavië (1993) © Museum van de Nationale Bank van België
Billet d'1 milliard de pengö hongrois
Biljet van 1 miljard biljoen Hongaarse pengö (1946) © Museum van de Nationale Bank van België
Billet de 200 millards de mark allemands
Biljet van 200 miljard Duitse mark (1923) © Museum van de Nationale Bank van België

Om dit te begrijpen, moeten we even stilstaan bij de begrippen inflatie en vooral hyperinflatie. Inflatie verwijst naar het tempo waarmee de prijzen in de economie gemiddeld stijgen. Een lage inflatie betekent dat prijzen langzaam stijgen; een hoge inflatie dat prijzen snel stijgen. Als de prijzen sterker stijgen dan de lonen, daalt de koopkracht; je geld wordt minder waard.

Prijsstijgingen kunnen verschillende oorzaken hebben, zoals duurdere grondstoffen (kosteninflatie), een vraag die groter is dan het aanbod (vraaginflatie) of een te grote geldhoeveelheid. Op zich hoeven prijsstijgingen geen probleem te vormen: in de eurozone wordt een jaarlijkse stijging van de consumptieprijsindex met 2 % nagestreefd. Een beperkte prijsstijging is gunstig voor de economie, omdat het ertoe aanzet goederen te kopen. Een aankoop uitstellen betekent immers dat je later (een beetje) meer zal betalen voor hetzelfde product. Prijsstijgingen worden echter een probleem als de stijgingspercentages te groot worden. Dit is zeker het geval bij hyperinflatie. In een dergelijke situatie kunnen prijzen zelfs van dag tot dag stijgen. Op het hoogtepunt van de Duitse hyperinflatie in 1923 stegen de prijzen zelfs ieder uur. Arbeiders werden tweemaal per dag uitbetaald, zodat ze 's middags snel goederen konden kopen, omdat de prijzen 's avonds alweer waren gestegen. Of zoals de Oostenrijkse schrijver Stefan Zweig deze dramatische situatie treffend verwoordde: “Ik heb dagen meegemaakt dat ik ‘s morgens 50.000 mark betaalde voor een krant en ‘s avonds 100.000. (...) Je vond biljetten van 100.000 mark in de goot: een bedelaar had ze misprijzend weggegooid; een schoenveter kostte meer dan wat voordien een schoen had gekost.” 

 

Een hoge inflatie en zeker hyperinflatie gaat steeds gepaard met instabiliteit. Omdat niet te voorzien valt hoeveel de prijzen zullen stijgen, kunnen bedrijven nauwelijks nog aan langetermijnplanning doen en staan ze huiverachtig tegenover grote investeringen. In het geval van hyperinflatie kan spaargeld bovendien van de ene op de andere dag waardeloos worden, wat grote onvrede met zich brengt. Veelal gaat hyperinflatie ook gepaard met een 'run on the bank', waarbij mensen hun spaargeld van de bank halen om het te beleggen in buitenlandse valuta of vastgoed. Hoe langer de prijsstijgingen aanhouden, hoe meer biljetten nodig zijn om te betalen en hoe meer de prijzen stijgen. Voor de kleinste aankoop zijn dan grote sommen geld nodig. In Zimbabwe werden biljetten dan ook niet meer in portefeuilles, maar in rugzakken bijgehouden en in de Weimarrepubliek werden kruiwagens gebruikt!

De precieze oorzaken van hyperinflatie verschillen van geval tot geval, maar een ontwrichte economie is steeds één van de hoofdoorzaken, naast een veel te ruime geldhoeveelheid. De combinatie van beiden leidt onvermijdelijk tot een enorme prijsstijging. Zolang de staat geen geldsanering doorvoert en steeds meer geld in omloop brengt, blijven de prijzen verder stijgen. In Zimbabwe (2006-2009) werden goederen en diensten in één jaar tijd 150 miljoen maal duurder. De hyperinflatie werd pas begin 2009 een halt toegeroepen, toen de Amerikaanse dollar als officieel betaalmiddel werd ingevoerd en de Zimbabwaanse dollar uit het straatbeeld verdween. Binnen het tijdsbestek van enkele maanden werd de inflatie van ettelijke miljoenen procenten omgebogen tot een negatief inflatiecijfer, of anders gezegd een deflatie .. van 3%!

Billets de banques balayés sur le trottoire
Straatvegers vegen de waardeloos geworden Hongaarse pengöbiljetten bijeen na de geldsanering in 1946 © Museum van de Nationale Bank van België

Bibliografie

  • BLACK, J; HASHIMZADE N. et MYLES, G. A dictionary of Economics. Oxford, 2009.
  • « Een pak condooms in Venezuela: 678 euro », in De Tijd, 04/02/2015.
  • JANSEN, Y., Er rot iets in de staat Venezuela: 5 antwoorden over de huidige crisis, VRT NWS, 22/08/2018.
  • « Kopje koffie van 1 miljoen », in De Tijd, 30/06/2018.
  • « Loads of money », in The Economist, 23/12/1999.
  • Museum van de Nationale Bank van België, Geld, een verhaal, 2006, pp. 53-54.
  • « The struggle goes on », in The Economist, 4/07/2009.
  • « Zimbabwe schrapt twaalf nullen van zijn dollar », in De Morgen, 02/02/2009.
  • « Zimbabwe aanvaardt buitenlandse valuta als betaalmiddel », in De Standaard, 10/09/2008.
  • « Zimbabwe kampt na hyperinflatie nu met deflatie », in De Standaard, 24/03/2009.